[Officium] Feria Quinta in Coena Domini [Rule] Gloria Prefatio=Quad5 Communicantes Post Missam Maundi Ter miserere no Pax no Qui dixisti Benedicamus Domino no Benedictio no Ultima Evangelium [Introitus] @Tempora/Quad6-2 [Oratio] God, van U heeft Judas de straf voor zijn misdaad en de moordenaar de beloning voor zijn belijdenis gekregen. Laat ons de uitwerking van uw barmhartigheid ondervinden, opdat Jezus Christus, onze Heer, zoals Hij in zijn lijden beiden loon gaf naar hun werken, zo ook in ons de oude dwaling doe verdwijnen en de genade verleent van zijn verrijzenis. $Qui tecum [Lectio] Lezing uit de eerste Brief van de heilige Apostel Paulus aan de Corinthiërs !1 Cor 11:20-32 Broeders, wanneer gij samenkomt, is dat niet meer het nuttigen van de maaltijd des Heren; want ieder haast zich zijn eigen aandeel zelf te nemen en op te eten; en zo lijdt de een honger, terwijl de ander te veel heeft. Hebt gij dan geen huizen om daar te eten en te drinken? - of minacht gij de gemeente Gods en wilt gij de behoeftigen beschaamd maken? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? Hierin prijs ik u niet. Want ik heb zelf van de Heer vernomen, wat ik ook heb meegedeeld, dat de Heer Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, brood heeft genomen, een zegenbede sprak en het gebroken heeft met de woorden: Neemt en eet, dit is mijn Lichaam, dat voor u zal worden overgeleverd; doet dit ter gedachtenis aan Mij. Evenzo ook de kelk - na de maaltijd - zeggende: Deze Kelk is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed; zo dikwijls gij die drinkt, doet het dan ter gedachtenis aan Mij. Want zo dikwijls gij dit Brood eet en die Kelk drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij wederkomt. Daarom: al wie onwaardig dit Brood eet of de Kelk des Heren drinkt, zal schuldig zijn aan het Lichaam en Bloed des Heren. Een ieder moet daarom zich zelf onderzoeken en dan eerst van dit Brood eten en van deze Kelk drinken; want wie onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zich zelf de veroordeling, omdat hij het Lichaam des Heren niet weet te onderscheiden. Daarom zijn er onder u zoveel zieken en zwakken, en zijn er zovelen gestorven. Maar als wij ons zelf onderzochten, zou het oordeel ons niet treffen. Nu wij echter door het oordeel getroffen worden, is dat een tuchtiging van de Heer, opdat wij niet met deze wereld zouden worden veroordeeld. [Graduale] !Phil 2:8-9 Christus is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood aan het kruis. V. Daarom heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven boven alle namen. [Evangelium] Vervolg ++ van het heilig Evangelie volgens Johannes !Joann 13:1-15 Het was vóór het Paasfeest. Jezus wist, dat zijn uur was gekomen, om uit deze wereld heen te gaan naar de Vader. De zijnen, die in de wereld waren, had Hij liefgehad, maar thans ging Hij in die liefde tot het uiterste. Het avondmaal was begonnen, en reeds had de duivel aan Judas, de zoon van Simon Iscariot, het plan ingegeven, om Hem te verraden. In het volle besef, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven, en dat Hij van God was uitgegaan en tot God zou wederkeren, stond Hij van tafel op, legde zijn klederen af, nam een linnen doek, en omgordde Zich daarmee. Dan goot Hij water in een bekken, en begon zijn leerlingen de voeten te wassen, en af te drogen met de linnen doek, waarmede Hij Zich omgord had. Zo kwam Hij dan bij Simon Petrus. Maar Petrus zeide Hem: Heer, Gij wilt mij de voeten wassen? Jezus antwoordde hem: Wat Ik doe, begrijpt gij thans nog niet; maar later zult gij het inzien. Petrus zeide Hem: Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen. Jezus antwoordde hem: Zo Ik ze u niet was, zult gij geen gemeenschap met Mij hebben. Simon Petrus zeide Hem: Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd. Jezus sprak tot hem: Wie een bad heeft genomen, behoeft alleen de voeten maar te wassen, want hij is geheel en al rein. Ook gij zijt rein, maar niet allen. Hij wist immers, wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. Toen Hij hun dan de voeten had gewassen, en zijn klederen weer had aangetrokken, nam Hij weer aan tafel plaats, en sprak tot hen: Begrijpt gij, wat Ik u gedaan heb? Gij noemt Mij Meester en Heer, en gij doet dit met recht, want dat ben Ik. Wanneer dus Ik, de Heer en Meester, u de voeten heb gewassen, dan moet ook gij elkander de voeten wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij zoudt doen, zoals Ik u gedaan heb. [Offertorium] @Tempora/Epi3-0 [Secreta] Wij vragen U, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, dat ons offer U welgevallig moge zijn om Hem, die bij de instelling op deze dag zijn leerlingen heeft geleerd dit te doen tot zijn gedachtenis, Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer. $Qui tecum [Communio] !Joann 13:12, 13 et 15. Nadat de Heer Jezus met zijn leerlingen het avondmaal genuttigd had, wies Hij hun de voeten en sprak tot hen: Weet ge wat Ik bij u gedaan heb? Ik, uw Heer en Meester? Een voorbeeld heb Ik u gegeven, opdat ook gij dat zoudt doen. [Postcommunio] Verkwikt door het brood des levens, vragen wij U, Heer, onze God, dat wij door uw gave van onsterfelijkheid mogen verwerven wat wij in de tijd van onze sterfelijkheid vieren. $Per Dominum [Communicantes] Nu wij deze heilige dag vieren, waarop onze Heer Jezus Christus voor ons is overgeleverd, vragen wij U dit in gemeenschap met en de gedachtenis erend in de eerste plaats van de roemrijke Maria, altijd Maagd en Moeder van dezelfde God en Heer, Jezus Christus, (rubrica 1960 dicitur) maar ook van de heilige Jozef, bruidegom van de heilige Maagd, en van de heilige apostelen en martelaren Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, Johannes, Thomas, Jacobus, Filippus, Bartholomeüs, Mattheüs, Simon en Thaddeüs, Linus, Cletus, Clemens, Xistus, Cornelius, Cyprianus, Laurentius, Chrysogonus, Johannes en Paulus, Cosmas en Damianus en al uw heiligen; en wil ons om hun verdiensten en gebeden in alles de beschuttende steun van uw bescherming schenken. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen. _ ! Tenens manus expansas super Oblata, dicit: Wij vragen U dan, Heer, aanvaard genadig dit offer van ons, uw dienaren, maar ook van geheel uw gezin, dat wij U opdragen ter herdenking van de dag, waarop onze Heer Jezus Christus aan zijn leerlingen de viering van de geheimen van zijn Lichaam en Bloed toevertrouwde. Vestig in onze dagen uw vrede. Wil ons aan de eeuwige verwerping ontrukken en ons onder de kudde van uw uitverkorenen rekenen. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen. _ v. Wij vragen U, o God, wil dit offer volledig gezegend, + geldig, + volwaardig, + geestelijk en aanvaardbaar doen zijn, opdat het voor ons het Lichaam + en Bloed + moge worden van uw veelgeliefde Zoon, onze Heer Jezus Christus. _ v. Die daags voordat Hij voor onze en aller Verlossing, dat is vandaag, het lijden onderging, brood nam in zijn heilige en eerbiedwaardige handen, zijn ogen ten hemel opsloeg tot U, God, zijn almachtige Vader, U dankte, het zegende + brak en aan zijn leerlingen gaf met de woorden: Neemt en eet allen hiervan: _ [Maundi] !! De lotione pedum ! Post homiliam proceditur, ubi ratio ! pastoralis id suadeat, ad lotionem pedum. ! In medio presbyterii, vel in ipsa aula ! ecclesiæ, parata sint sedilia hinc inde pro ! duodecim viris, quorum lavabuntur pedes; ! cetera quæ occurrunt, tempore opportuno, ! in mensula parentur. ! Interim diaconus et subdiaconus, seu ! duo maiores ex ministrantibus, inducunt duodecim ! viros selectos, binos et binos, ad locum ! paratum, dum schola vel ipse clerus ! assistens incipit, cantando vel recitando, ! antiphonas, psalmos et versus infrascriptos. ! Duodecim autem viri selecti, facta reverentia ! altari ac celebranti, in presbyterio ! sedenti, disponuntur per sedilia; tunc ministri ! sacri, seu ministrantes, adibunt celebrantem. ! Omnes deponunt manipulum, celebrans ! vero etiam planetam. ! Lotione pedum ad finem vergente, incipitur ! antiphona 8a cum suis versibus, ceteris, ! si opus sit, omissis. _ !Antiphona 1 !Joann 13:34. Ant. Een nieuw gebod geef ik u: dat gij elkander bemint, zoals Ik u heb liefgehad, zegt de Heer. !Ps 118:1. Gelukkig zij, die smetteloos zijn op hun levensweg, die wandelen volgens de wet des Heren. ! Et repetitur immediate antiphona «Mandatum novum». Ant. Een nieuw gebod geef ik u: dat gij elkander bemint, zoals Ik u heb liefgehad, zegt de Heer. ! Et sic aliæ antiphonæ, quæ ! habent psalmos vel versus, repetuntur. Et ! de quolibet psalmo dicitur tantum primus ! versus. _ !Antiphona 2 !Joann 13:4, 5 et 15. Ant. Nadat de Heer van tafel was opgestaan, goot Hij water in een bekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen. Dit voorbeeld liet Hij hun na. !Ps 47:2. Groot is de Heer en hoog te prijzen, in de stad van onze God, op zijn heilige berg. Ant. Nadat de Heer van tafel was opgestaan, goot Hij water in een bekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen. Dit voorbeeld liet Hij hun na. _ !Antiphona 3 !Joann 13:12, 13 et 15. Ant. Nadat de Heer Jezus met zijn leerlingen het Avondmaal genuttigd had, wies hij hun voeten en sprak tot hen: Weet ge wat Ik bij u gedaan heb? Ik, uw Heer en Meester? Een voorbeeld heb Ik u gegeven, opdat ook gij dit zoudt doen. !Ps 84:2. Gij hebt uw land gezegend, o Heer, Gij hebt Jacob uit de ballingschap bevrijd, Ant. Nadat de Heer Jezus met zijn leerlingen het Avondmaal genuttigd had, wies hij hun voeten en sprak tot hen: Weet ge wat Ik bij u gedaan heb? Ik, uw Heer en Meester? Een voorbeeld heb Ik u gegeven, opdat ook gij dit zoudt doen. _ !Antiphona 4 !Joann 13:6-7 et 8. Ant. Heer, wast Gij mijn voeten? Jezus antwoordde hem: Als Ik uw voeten niet was, zult gij geen gemeenschap met Mij hebben. V. Hij kwam nu bij Simon Petrus en Petrus zei tot Hem: Ant. Heer, wast Gij mijn voeten? Jezus antwoordde hem: Als Ik uw voeten niet was, zult gij geen gemeenschap met Mij hebben. V. Wat Ik doe, begrijpt gij nu nog niet, maar later zult gij het inzien, Ant. Heer, wast Gij mijn voeten? Jezus antwoordde hem: Als Ik uw voeten niet was, zult gij geen gemeenschap met Mij hebben. _ !Antiphona 5 !Joann 13:14. Ant. Als Ik, uw Heer en Meester, uw voeten heb gewassen, hoeveel te meer moet gij dan elkanders voeten wassen? !Ps 48:2 Hoort het aan, gij, alle volkeren, luistert goed toe, gij allen, die de aarde bewoont. Ant. Als Ik, uw Heer en Meester, uw voeten heb gewassen, hoeveel te meer moet gij dan elkanders voeten wassen? _ !Antiphona 6 !Joann 13:35. Ant. Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, dat gij elkander liefhebt. V. Jezus zeide tot zijn leerlingen: Ant. Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, dat gij elkander liefhebt. _ !Antiphona 7 !1 Cor 13:13. Ant. Mogen in u blijven bestaan geloof, hoop en liefde, deze drie. Maar de grootste hiervan is de liefde. V. Zo dan blijven bestaan geloof, hoop en liefde. De grootste hiervan is de liefde. Ant. Mogen in u blijven bestaan geloof, hoop en liefde, deze drie. Maar de grootste hiervan is de liefde. _ !Antiphona 8 ! Sequens antiphona cum suis versibus ! numquam omittitur; incipitur autem, omissis, ! si opus sit, præcedentibus, lotione pedum ! ad finem vergente. v. Waar liefde is tot God en mens, daar is God. V. De liefde tot Christus bracht ons bijeen. V. Laat ons juichen en ons in Hem verheugen. V. Laat ons vrezen en beminnen de levende God. V. En elkander in alle oprechtheid liefhebben. v. Waar liefde is tot God en mens, daar is God. V. Als wij dus bijeen zijn: V. Laten wij er ons voor wachten, dat wij naar de geest elkander vreemd zijn. V. Laat scherp verwijt en alle twist een einde nemen. V. En in ons midden zij Christus, de God. v. Waar liefde is tot God en mens, daar is God. V. Laat ons ook met de zaligen. V. In de glorie zien uw aanschijn, Christus, God. V. Een vreugde, die onmetelijk is en nooit voorbijgaat. V. Door de eindeloze eeuwen der eeuwen. Amen. _ ! Interim celebrans procedit ad lotionem ! pedum, hoc modo: præcingit se linteo, ! et per ordinem dispositis iis, qui lavandi ! sunt, acolythis pelvim et aquam ministrantibus, ! subdiacono singulorum pedem dextrum ! tenente, genuflectens singulis, illorum ! pedem lavat et extergit, diacono præbente ! linteum ad abstergendum. ! Officia, quæ in ritu solemni a diacono ! et subdiacono adimplentur, a ministrantibus ! peraguntur. ! Post lotionem celebrans lavat et abstergit ! manus, nihil dicens. Deinde omnes ! resumunt manipulum, celebrans vero etiam ! planetam, et redeunt ante medium altaris, ! ubi celebrans, versus populum, dicit: _ $Pater noster V. Gij hebt uw bevelen gegeven, Heer. R. Zij moeten zeker onderhouden worden. V. Gij hebt uw leerlingen de voeten gewassen. R. Versmaad het werk van uw handen niet. V. Heer, verhoor mijn gebed. R. En mijn geroep kome tot U V. De Heer zij met u. R. En met uw geest. v. Laat ons bidden. Wij vragen U, Heer, sla acht op het werk van ons, uw dienaren; en omdat Gij U gewaardigd hebt uw leerlingen de voeten te wassen, versmaad toch niet het werk, dat uw handen deden en dat Gij ons hebt bevolen in ere te houden; en wil ons aller inwendige zonden afwassen, zoals hier bij ons en door ons de uitwendige smetten worden weggewassen. Gewaardig U dat te geven, Gij, die leeft en heerst, God: in alle eeuwen der eeuwen. R. Amen. ! Oratione completa, duodecim viri, facta ! reverentia altari et celebranti, reducuntur ! ad loca sua, si sint clerici in presbyterium, ! si sint laici in peculiarem locum ad hoc designatum. ! Ubi vero contingat lotionem pedum ! extra Missarum solemnia peragi, observetur ! ordo supra descriptus, præmisso, cum ! solitis cæremoniis, cantu Evangelii Missæ ! Ante diem festum Paschæ, ut supra. ! Post pedum lotionem, seu, ubi hæc ! locum non habuerit, post homiliam, proceditur ! in celebratione Missæ, more solito. [Post Missam] !!Pange Lingua ! Missa expleta, statim proceditur ad ! solemnem translationem et repositionem ! Sacramenti, quod ad Communionem sequenti ! die faciendam in pyxide asservatur. ! Pro solemni Sacramenti repositione ! paretur locus aptus in aliquo sacello vel altari ! ecclesiæ, ac decenter, quoad fieri potest, ! ornetur velis et luminaribus; atque, servatis ! Sacræ Rituum Congregationis decretis ! de vitandis vel tollendis abusibus in hoc ! loco parando, plane commendatur severitas ! quæ liturgiæ horum dierum convenit. ! In translatione et repositione vero ! Sacramenti proceditur hoc modo: ! Accenduntur intorticia, et fit processio ! more solito. ! Si haberi potest, alius subdiaconus paratus ! ferat crucem; secus unus ex clericis vel ! ministrantibus. ! Celebrans, stans ante altare, imponit ! incensum in duobus thuribulis, absque ! benedictione. Deinde, in medio genuflexus, ter ! incensat Sacramentum. ! Tunc assumit velum humerale albi ! coloris, et ascendens altare in medio, facta ! genuflexione, stans, accipit pyxidem, quam ! diaconus ei porrigit, et extremitatibus veli ! cooperit. ! Deinde, de altari descendens, procedit ! sub baldachino, duobus acolythis, vel ! ministrantibus, Sacramentum continue ! incensantibus, usque ad locum paratum. ! Ministri sacri, vel ministrantes, comitantur ! celebrantem, a dextris et a sinistris ! procedentes. ! Dum fit processio, cantatur hymnus Pange, ! lingua, gloriosi Corporis mysterium, ! usque ad verba Tantum ergo; si vero opus ! sit, idem hymnus repetitur. v. Zing, mijn tonge, 't groot mysterie Van het Lichaam, glorievol; Van het kostbaar Bloed, tot losprijs Dezer wereld uitgestort, Door de Koning aller volk'ren, Van een ed'le Schoot, de Vrucht. _ v. Ons gegeven, ons geboren Uit een ongerepte Maagd, Heeft Hij, op deez' aard verkerend, 't Zaad van 't heilwoord uitgestrooid; En zijn toeven hier besloten Met een wonderbaar bestel. _ v. In de nacht, ten dis gelegen, Met zijn broed'ren voor het laatst, Heeft Hij, 't voorschrift gans vervullend Wat het wett'lijk maal betreft, Zich met eigen hand gegeven Aan het twaalftal tot hun spijs. _ v. 't Woord, dat vlees werd, heeft, wat brood was, Door het woord tot vlees gemaakt; En de wijn tot 't Bloed van Christus. Als de zin 't niet vatten kan, Wordt 't eenvoudig hart bevestigd Door het vast geloof alleen. ! Cum autem ventum fuerit ad locum ! paratum, celebrans, adiuvante, si opus sit, ! diacono, deponit pyxidem super altare, ! genuflectit, et incensat, thure iterum imposito ! interim canitur Tantum ergo. v. Laten wij aanbiddend buigen Voor zo groot een Sacrament! D' oude wetsgebruiken wijken voor de nieuwe offerdienst. Vull' hier aan het diep geloven Wat der zinnen kracht ontbreekt. _ v. Aan de Vader en de Zoon ook Lofgezang en jubellied! Heil en heerlijkheid en sterkte, Zegen weez' ook hun gebracht; Hem, die voortkomt uit hen beiden, Past eenzelfde lofbetoon. Amen. ! Deinde diaconus, vel ipse celebrans, ! reponit pyxidem in tabernaculo seu capsa. _ ! Postea, omnes, genibus flexis, per ! aliquod temporis spatium in silentio Sacramentum ! adorant. Signo dato, celebrans et ! ministri sacri, et ministrantes, surgunt, ! iterum, genibus flexis, adorant, et revertuntur ! in sacristiam, ubi celebrans et ministri sacri ! deponunt paramenta albi coloris; deinde ! celebrans et diaconus assumunt stolam ! violaceam. _ ! Si autem plures pyxides transferendæ ! sint, idem celebrans (vel, si habeantur, alius ! sacerdos, aut diaconus, indutus superpelliceo ! stola alba et velo humerali eiusdem ! coloris) eas transferat ad locum destinatum, ! antequam incipiat altarium denudationem, ! forma quidem simplici, scilicet comitantibus ! duobus acolythis, vel ministrantibus, cum ! cereis accensis, alioque umbellam portante. _ _ !!Denudatione altaris _ ! Deinde celebrans et ministri, seu ! ministrantes, exeunt ante altare maius; facta ! eidem reverentia, stantes, incipiunt ! denudationem altarium, hoc modo: ! Celebrans dicit clara voce sequentem ! antiphonam: !Antiphona !Ps 21:19 Ant. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. ~(21:2) God, mijn God, sla acht op Mij. Waarom hebt Gij Mij verlaten? * Hoe ver houdt Gij U af van mijn bede, van mijn noodgeschrei? ~(21:3) Bij dag roep Ik U aan, mijn God, en Gij verhoort Mij niet, * bij nacht en Gij schenkt Mij geen aandacht. ~(21:4) Toch woont Gij in het heiligdom, * Gij, de roem van Israël. ~(21:5) Op U vertrouwden onze vaderen, * zij vertrouwden op U en werden niet beschaamd. ~(21:6) Zij riepen U aan, en ze zijn gered; * zij hoopten op U, en zijn niet beschaamd. ~(21:7) Maar Ik ben een worm en geen mens, * de smaad der mensen, de verachting van het volk. ~(21:8) Allen die Mij zien, spotten met Mij, * vertrekken de lippen en schudden het hoofd. ~(21:9) “Hij vertrouwt op de Heer. Laat Die Hem bevrijden,” * laat Die Hem verlossen, zo Hij Hem liefheeft. ~(21:10) Ja, Gij hebt mij geleid van de moederschoot af, * mij veilig gelegd aan de borst van mijn moeder. ~(21:11) U werd Ik toevertrouwd vanaf mijn geboorte, * vanaf de schoot mijner moeder zijt Gij mijn God. ~(21:12) Blijf toch niet ver van Mij, want Ik word gekweld. * Wees Mij nabij, want er is geen helper. ~(21:13) Jonge stieren stuwen in menigte om Mij heen, * stieren van Basan omsingelen mij. ~(21:14) Zij sperren hun muil tegen Mij open * als een roofzuchtige, brullende leeuw. ~(21:15) Als water ben Ik uitgestort * en al mijn beenderen zijn ontwricht. ~(21:15) Mijn hart is geworden als was, * smelt in mijn binnenste weg. ~(21:16) Mijn keel is droog als een potscherf en mijn tong kleeft vast aan mijn gehemelte * en Gij hebt Mij gebracht tot het stof van de dood. ~(21:17) Waar vele honden staan om Mij heen, * een bende boosdoeners houdt Mij omsingeld. ~(21:18) Ze hebben mijn handen en voeten doorboord. * Al mijn beenderen kan Ik tellen. ~(21:19) Ze slaan Mij gade, en bij die aanblik verheugen zij zich; * zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. ~(21:20) Gij nu, Heer, blijf niet van verre staan; * mijn bijstand, snel Mij te hulp. ~(21:21) Ontruk mijn ziel aan het zwaard, * aan de greep van de honden mijn leven. ~(21:22) Red Mij uit de muil van de leeuw; * Mij, arme, van de hoornen der buffels. ~(21:23) Ik zal mijn broeders uw Naam verkondigen, * in volle vergadering U prijzen: ~(21:24) “Looft de Heer, gij, die Hem vreest; heel Jacobs geslacht, verheerlijk Hem; * vreest Hem, alle kinderen van Israël. ~(21:25) Want Hij heeft niet versmaad noch geminacht de ellende van de verdrukte, en Hij hield zijn aanschijn voor hen niet verborgen; * Hij heeft Hem aanhoord, toen Hij riep tot Hem.” ~(21:26) Van U komt mijn lof in de volle vergadering; * ten aanschouwen van mijn vereerders zal Ik mijn geloften volbrengen. ~(21:27) De armen zullen eten en zich verzadigen. Die de Heer zoeken, zullen Hem loven: * “dat hun harten leven in eeuwigheid.” ~(21:28) Dit indachtig, zullen tot de Heer zich bekeren * alle grenzen der aarde; ~(21:28) en voor zijn aanschijn zullen nedervallen * alle stammen der heidenen. ~(21:29) Want aan de Heer behoort het koningschap, * Hij is het, die over de volkeren heerst. ~(21:30) Hem alleen zullen allen aanbidden, die onder de aarde rusten; * voor Hem zullen allen zich buigen, die neerdalen in het stof. ~(21:31) En mijn ziel zal leven voor Hem, * mijn nageslacht Hem dienen. ~(21:32) Het zal van de Heer verhalen aan het geslacht, dat komen zal, * en zijn gerechtigheid zal men melden aan het volk, dat wordt geboren: “Dit heeft de Heer gedaan.” Ant. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. ! Clerici, si adsunt, prosequuntur recitationem ! huius psalmi, usque dum altarium ! denudatio peracta sit; alioquin celebrans dicat ! antiphonam et primum tantum versum ! psalmi ante denudationem altaris maioris. ! Celebrans vero cum ministris sacris, vel ! ministrantibus, denudat omnia altaria ! ecclesiæ, excepto illo in quo Sacramentum ! solemniter adoratur. ! Altaribus denudatis, redeunt ad altare ! maius, et, repetita a celebrante antiphona ! Dividunt, revertuntur in sacristiam. _ ! Mox in choro dicitur Completorium, ! candelis exstinctis et absque cantu. _ ! Ad locum autem repositionis sanctissimæ ! Eucharistiæ fit publica adoratio, inde ! ab expleta Missa in Cena Domini instituenda ! et protrahenda saltem usque ad ! mediam noctem.