[Officium] Feria Sexta infra Hebdomadam IV in Quadragesima [Rule] no Gloria Suffragium=Sanctorum;Vivis;; Super popul [Introitus] !Ps 18:15 v. De overweging van mijn hart zal altijd voor uw aanschijn zijn, Heer, mijn Helper en mijn Verlosser. !Ps 18:2 De hemelen verhalen de glorie van God en het uitspansel roemt het werk zijner handen. &Gloria v. De overweging van mijn hart zal altijd voor uw aanschijn zijn, Heer, mijn Helper en mijn Verlosser. [Oratio] God, Gij geeft door uw onuitsprekelijke geheimen nieuw leven aan de wereld. Wij vragen U, laat uw Kerk dichter tot haar eeuwig doel komen en ook niet verstoken blijven van hulp in het tijdelijke. $Per Dominum [Lectio] Lezing uit het derde Boek der Koningen !3 Reg 17:17-24 In die dagen werd de zoon van de vrouw des huizes ziek, en het was een zeer ernstige ziekte, zodat alle leven hem verliet. Daarom zeide zij tot Elias: Wat wilt gij van mij, man Gods? Hebt gij mijn huis betreden om mijn zonden weer in herinnering te brengen en mijn zoon te doen sterven? Maar Elias antwoordde haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, droeg hem naar de bovenzaal, waar hij zelf zijn verblijf had, en legde hem neer op zijn bed; dan riep hij tot de Heer en sprak: Heer, mijn God, hebt Gij zelfs deze weduwe, die mij zo goed onderhoudt, zo willen treffen, dat Gij haar zoon liet sterven? En hij strekte zich in zijn volle lengte over het kind uit tot driemaal toe; en hij bad tot de Heer: Heer, mijn God, ik bid U, laat de ziel van dit kind in zijn binnenste terugkeren. En de Heer verhoorde het gebed van Elias, en de ziel van het knaapje keerde in hem terug, zodat het weer leefde. Dan nam Elias het kind, bracht het van de bovenzaal naar beneden en gaf het aan zijn moeder terug met de woorden: Zie, uw zoon leeft weer. En de vrouw zeide tot Elias: Hieraan zie ik nu, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is. [Graduale] !Ps 117:8-9 Het is beter op de Heer te vertrouwen dan zich op mensen te verlaten. V. Het is beter te hopen op de Heer, dan te vertrouwen op vorsten. _ !Tractus !Ps 102:10 Heer, behandel ons niet naar onze zonden, die wij bedreven. Vergeld ons niet naar onze schuld. !Ps 78:8-9 Ach, Heer, denk toch niet meer aan onze vroegere zonden. Moge uw barmhartigheid ons spoedig tegemoet treden, want wij zijn ellendig bovenmate. (Hier maakt men een kniebuiging.) V. Help ons, o God, onze Redder. Verlos ons, Heer, om de eer van uw Naam. Om wille van uw Naam, vergeef ons onze zonden. [Evangelium] Vervolg ++ van het heilig Evangelie volgens Johannes !Joann 11:1-45 In die dagen was er iemand ziek, Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha. - Deze Maria was het, die de Heer met balsem gezalfd en zijn voeten met haar haren afgedroogd heeft; en de zieke Lazarus was haar broeder. - Zijn zusters zonden Hem dan bericht: Heer, die Gij liefhebt, is ziek. En toen Jezus dat vernam, liet Hij haar zeggen: Die ziekte is niet dodelijk, maar zij dient tot verheerlijking van God, opdat de Zoon van God er door verheerlijkt wordt. Jezus nu hield veel van Martha en haar zuster Maria en van Lazarus. Toen Hij dan van diens ziekte gehoord had, bleef Hij nog twee dagen daar ter plaatse; eerst daarna zeide Hij tot zijn leerlingen: Laten wij weer naar Judea gaan. De leerlingen antwoordden Hem: Meester, pas nog zochten de Joden U te stenigen, en gaat Gij nu weer er heen? Jezus hernam: Heeft de dag geen twaalf uren? Wie overdag wandelt, stoot zich niet, omdat hij het licht ziet, dat over de wereld schijnt; maar wie 's nachts wandelt, stoot zich wel, omdat hij geen licht heeft. Zo sprak Hij; en vervolgens zeide Hij hun: Onze vriend Lazarus is ingeslapen; maar Ik ga hem uit de slaap wekken. Zijn leerlingen zeiden daarop: Heer, als hij slaapt, zal hij wel weer beter worden. Maar Jezus had van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden, dat Hij de gewone slaap bedoelde. Toen zeide Jezus hun ronduit: Lazarus is gestorven; en om uwentwil verheug Ik Mij, dat Ik er niet bij was, opdat gij moogt geloven. Maar laten wij naar hem toegaan. Thomas, die ook Dydimus genoemd wordt, zeide daarom tot zijn medeleerlingen: Laten wij dan ook gaan, om met Hem te sterven. Toen Jezus daar kwam, vond Hij hem al vier dagen in het graf. - Bethanië nu lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. - En van de Joden waren er velen bij Martha en Maria gekomen, om haar te troosten over haar broeder. Zodra Martha nu vernam, dat Jezus op komst was, liep zij Hem tegemoet; Maria echter bleef in huis. Martha sprak dan tot Jezus: Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn; maar ook nu weet ik, dat God U zal geven al wat Gij hem vraagt. Jezus sprak tot haar: Uw broeder zal verrijzen. Martha gaf Hem ten antwoord: Ik weet, dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de jongste dag. Jezus zeide haar: Ik ben de Verrijzenis en het Leven; wie gelooft in Mij, zal leven, al is hij ook gestorven; en al wie leeft en gelooft in Mij, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft gij dit? Zij zeide Hem: Ja, Heer, ik geloof, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God, die in deze wereld is gekomen. En toen zij dit gezegd had, ging zij heen en riep ongemerkt haar zuster Maria en zeide: De Meester is daar en roept u. Zodra deze dat hoorde, stond zij op, en ging naar Hem toe. Want Jezus was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond zich nog steeds op de plaats, waar Martha Hem had aangetroffen. Toen nu de Joden, die bij haar in huis waren om haar te troosten, haar plotseling zagen opstaan en naar buiten gaan, liepen zij haar achterna; want zij dachten: Zij gaat naar het graf, om daar te wenen. Toen dan Maria bij Jezus kwam en Hem zag, viel zij aan zijn voeten neer en zeide Hem: Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn. En toen Jezus haar zo zag wenen, en ook de Joden, die bij haar waren, zag wenen, werd Hij innerlijk bewogen en diep ontroerd, en Hij zeide: Waar hebt gij hem neergelegd? Zij zeiden Hem: Kom, Heer, en zie. En Jezus weende. De Joden zeiden daarom: Zie eens, hoeveel Hij van hem hield. Maar enigen hunner zeiden: Had Hij, die de ogen van de blindgeborene opende, niet kunnen zorgen, dat deze niet stierf? Opnieuw liet Jezus aan zijn ontroering de vrije loop en kwam bij het graf. Het was een grot, en een steen lag er overheen. Jezus zeide: Doet de steen weg. Martha, de zuster van de overledene, zeide Hem: Heer, hij riekt reeds; want het is al de vierde dag. Jezus zeide haar: Heb Ik u niet gezegd: Als gij gelooft, zult gij de heerlijkheid Gods aanschouwen? Toen nam men de steen weg. En Jezus hief zijn ogen ten hemel en sprak: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij hebt verhoord. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort; maar Ik zeg dit om wille van de omstanders, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. Na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! En onmiddellijk kwam de gestorvene te voorschijn, terwijl zijn voeten en zijn handen in windselen gewikkeld waren; en zijn hoofd was met een zweetdoek omwonden. Jezus zeide hun: Maakt hem los en laat hem gaan. Velen dan van de Joden, die naar Maria en Martha waren gekomen en nu zagen, wat Jezus deed, geloofden in Hem. [Offertorium] !Ps 17:28, 32 Gij redt uw nederig volk, o Heer, maar trotse blikken slaat Gij neer; want wie is er God buiten U, o Heer? [Secreta] Wij vragen U, Heer, mogen de offergaven ons reinigen en U voor altijd met ons verzoenen. $Per Dominum [Communio] !Joann 11:33, 35, 43, 44, 39 Toen de Heer de zusters van Lazarus bij het graf zag wenen, weende Hij in tegenwoordigheid van de Joden en riep uit: Lazarus, kom naar buiten. En hij kwam te voorschijn met omwikkelde handen en voeten, hij, die al vier dagen dood was. [Postcommunio] Wij vragen U, Heer, dat de deelname aan dit Sacrament ons voortdurend van onze eigen schuld mag reinigen en beschermen tegen alle tegenslag. $Per Dominum [Super populum] !Oratio super populum v. Laat ons bidden. v. Buigt nederig uw hoofd voor God. v. Wij vragen U, almachtige God, laat ons, die in het bewustzijn van onze zwakheid op uw kracht vertrouwen, altijd uw vaderliefde genieten. $Per Dominum