[Officium] Feria Quarta infra Hebdomadam IV in Quadragesima [Rule] no Gloria Suffragium=Sanctorum;Vivis;; Super popul LectioL1 [Introitus] @Tempora/Pasc6-6 [LectioL1] Lezing uit de Profeet Ezechiël !Ezech 36:23-28 Dit zegt God, de Heer: Ik zal mijn grote Naam verheerlijken, die ontwijd werd onder de volken, die gij in uw midden hebt onteerd; opdat de volken mogen inzien, dat Ik de Heer ben, doordat Ik voor hun ogen verheerlijkt word aan u. Want Ik zal u nemen uit het midden der volken, en Ik zal u verzamelen uit alle landstreken, en u terugbrengen naar uw eigen land. En rein water zal Ik over u uitstorten, zodat gij gezuiverd wordt van al uw smetten; en Ik zal u reinigen van al uw afgoden. Ik zal u een nieuw hart geven, en een nieuwe geest brengen in uw binnenste; want het stenen hart zal Ik wegnemen uit uw lichaam, en u een hart geven van vlees. Mijn geest zal Ik brengen in uw binnenste; want ik zal maken, dat gij wandelt volgens mijn geboden, en dat gij mijn wetten onderhoudt en ten uitvoer brengt. Dan zult gij weer wonen in het land, dat Ik gegeven heb aan uw vaderen; en gij zult weer mijn volk zijn, en Ik zal zijn uw God. Zo spreekt de almachtige Heer. $Deo gratias [GradualeL1] !Ps 38:12, 6 Komt, kinderen, luistert naar mij. Ik zal u leren de vreze des Heren. V. Nadert tot Hem en ge zult stralen van vreugde en geen schaamrood zal uw aanschijn bedekken. [OratioL1] Wij vragen U, almachtige God, bewerk dat wij, die ons in plechtig vasten kastijden, juist in deze heilige godsvrucht onze vreugde mogen vinden, opdat wij, door onze aardse verlangens te matigen, gemakkelijker tot het hemelse opstijgen. $Per Dominum [Oratio] God, Gij schenkt door het vasten de rechtvaardigen loon naar verdiensten en de zondaars vergeving. Ontferm U over ons die tot U smeken, opdat wij door onze schuld te bekennen vergiffenis van zonden mogen verwerven. $Per Dominum [Lectio] Lezing uit de Profeet Isaias !Is 1:16-19 Dit zegt God, de Heer: Wast u, reinigt u; doet uw boze plannen weg voor mijn ogen. Houdt op met kwaad doen; leert het goede doen; streeft naar gerechtigheid; helpt de verdrukte; schaft recht aan de wees; verdedigt de weduwe. Komt nu en treedt met Mij in geding, zegt de Heer; al zijn uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al zijn zij rood als purper, wit zullen zij worden als wol. Als gij maar wilt en luistert naar Mij, zult gij eten van het goede der aarde. Zo spreekt de almachtige Heer. [Graduale] !Ps 32:12, 6 Gelukkig het volk, wiens God de Heer is; de natie, die de Heer zich tot zijn erfdeel verkoos. V. Door het woord van de Heer zijn de hemelen gemaakt en heel hun heer door de adem van zijn mond. _ !Tractus !Ps 102:10 Heer, behandel ons niet naar onze zonden, die wij bedreven. Vergeld ons niet naar onze schuld. !Ps 78:8-9 Ach, Heer, denk toch niet meer aan onze vroegere zonden. Moge uw barmhartigheid ons spoedig tegemoet treden, want wij zijn ellendig bovenmate. (Hier maakt men een kniebuiging.) V. Help ons, o God, onze Redder. Verlos ons, Heer, om de eer van uw Naam. Om wille van uw Naam, vergeef ons onze zonden. [Evangelium] Vervolg ++ van het heilig Evangelie volgens Johannes !Joann 9:1-38 In die tijd zag Jezus in het voorbijgaan een man, die van zijn geboorte af blind was. En zijn leerlingen stelden Hem de vraag: Rabbi, wie heeft er nu gezondigd, hij zelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd? Jezus antwoordde: Hij heeft niet gezondigd en ook zijn ouders niet; maar de werken Gods moeten zich in hem openbaren. Ik moet de werken verrichten van Hem, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, waarin niemand meer werken kan. Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld. Na dit gezegd te hebben, spuwde Hij op de grond, maakte slijk van het speeksel, streek hem dat op de ogen en zeide hem: Ga u wassen in de vijver Siloë [dat betekent: gezonden]. Hij ging er heen, waste zich, en kwam ziende terug. De buren nu en de mensen, die hem vroeger als bedelaar gezien hadden, zeiden: Is dat niet de man, die zat te bedelen? Sommigen zeiden: Ja, hij is het. Anderen echter: Neen, maar hij lijkt er op. Doch zelf zeide hij: Ja zeker, ik ben het. Men vroeg hem dan: Maar hoe zijn uw ogen dan opengegaan? Hij antwoordde: Die man, die Jezus heet, heeft wat slijk gemaakt, mijn ogen er mee bestreken, en mij gezegd: Ga naar de vijver Siloë en was u daar. En ik ben er heen gegaan, en ik heb mij gewassen, en nu zie ik. En men vroeg hem: Waar is Hij dan? Hij zeide: Dat weet ik niet. Men bracht de man, die blind geweest was, bij de farizeën. Nu was het sabbath, toen Jezus slijk maakte en hem de ogen opende. Op hun beurt stelden de farizeën hem de vraag, hoe hij ziende was geworden. En hij antwoordde hun: Hij heeft mij slijk op de ogen gedaan, en ik heb mij gewassen, en nu zie ik. Sommigen van de farizeën zeiden dan: Die man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbath niet. Maar anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? Zo was er verdeeldheid onder hen. Opnieuw vroeg men de blinde: Gij, wat zegt gij van Hem, die u de ogen geopend heeft? En hij antwoordde: Dat Hij een profeet is. Maar de Joden wilden van hem niet geloven, dat hij blind geweest en nu ziende geworden was, voordat zij de ouders geroepen hadden van hem, die genezen was van zijn blindheid; en zij stelden dezen de vraag: Is dat de zoon, van wie gij zegt, dat hij blind geboren is? Hoe komt het dan, dat hij nu ziet? Zijn ouders gaven hun ten antwoord: Wij weten, dat deze onze zoon is en dat hij blind geboren is; maar hoe hij nu kan zien, dat weten wij niet; en wie hem de ogen heeft geopend, wij weten het niet. Vraagt het hem zelf. Hij is oud genoeg, laat hem voor zich zelf spreken. Zijn ouders zeiden dit, omdat zij bang waren voor de Joden; want de Joden hadden reeds afgesproken om een ieder, die erkennen zou, dat Hij de Christus was, buiten de synagoge te bannen. Daarom zeiden hun ouders: Hij heeft de jaren; ondervraagt hem zelf. Daarom riepen zij opnieuw de man, die blind was geweest, en zeiden hem: Geef eer aan God. Wij weten, dat deze man een zondaar is. Maar hij antwoordde: Of Hij een zondaar is, weet ik niet. Dit éne weet ik, dat ik eerst blind was, maar nu kan zien. Zij vroegen Hem dan: Wat heeft Hij u dan gedaan? Hoe heeft Hij u de ogen geopend? Hij gaf hun ten antwoord: Dat heb ik u al gezegd en gij hebt het toch gehoord. Waarom wilt gij het voor de tweede keer vernemen? Wilt gij ook soms leerling van Hem worden? Toen beschimpten zij hem en zeiden: Word gij maar leerling van Hem; wij echter blijven leerlingen van Mozes. Wij weten, dat God gesproken heeft tot Mozes; maar van Deze weten wij niet, waar Hij vandaan komt. De man gaf hun ten antwoord: Dat is toch wonderlijk, dat gij niet weet, waar Hij vandaan komt; en Hij heeft mij de ogen geopend! Wij weten toch, dat God geen zondaars verhoort, maar als iemand God dient en zijn wil volbrengt, die verhoort Hij. Nog nimmer is het gehoord, dat iemand een blindgeborene de ogen heeft geopend. Als Deze niet van God was, zou Hij niets kunnen doen. Zij gaven hem ten antwoord: Gij zijt geheel en al in zonde geboren en gij wilt ons de les lezen? En zij wierpen hem buiten. Jezus hoorde, dat men hem buiten had geworpen, en toen Hij hem ontmoette, zeide Hij: Gelooft gij in de Zoon van God? Hij antwoordde: Wie is dat, Heer, dat ik in Hem gelove? En Jezus zeide hem: Gij ziet Hem, want Hij, die met u spreekt, Hij is het. Toen zeide hij: Heer, ik geloof. (Hier knielt men.) En hij viel neer en aanbad Hem. [Offertorium] @Tempora/Pasc5-0 [Secreta] Wij vragen U ootmoedig, almachtige God, dat wij door dit offer van onze zonden gereinigd mogen worden, want zo geeft Gij ons de ware gezondheid naar lichaam en ziel, $Per Dominum [Communio] !Joann 9:11 De Heer maakte slijk uit speeksel en Hij bestreek daarmee mijn ogen. Ik ging heen, waste mij en kon zien, en ik geloofde in God. [Postcommunio] Mogen de Sacramenten, die wij genuttigd hebben, Heer, onze God, ons met hemels voedsel verzadigen en ons met tijdelijke hulp beschermen. $Per Dominum [Super populum] !Oratio super populum v. Laat ons bidden. v. Buigt nederig uw hoofd voor God. v. Heer, open in uw barmhartigheid uw oor voor de gebeden van hen, die U aanroepen; en opdat Gij uw smekelingen kunt geven, wat zij verlangen, laat hen vragen wat U welgevallig is. $Per Dominum