[Rank] Septem Dolorum Beatæ Mariæ Virginis;;Duplex 2nd class;;5.1;;ex C11 [Rank] (rubrica 196) Septem Dolorum Beatæ Mariæ Virginis;;Duplex 2nd class;;5;;ex C11 [Ant Vespera] Waar ging * uw beminde heen, o Schoonste der vrouwen? waarheen wendde zich uw beminde? en wij zullen Hem met u zoeken.;;109 Verwijdert u van mij, * ik wil bitter wenen, wilt niet pogen mij te troosten.;;112 Daar is aan hem * geen gedaante of schoonheid; wij zagen Hem en het was niet om aan te zien.;;121 Van de voetzool * tot de kruin van zijn hoofd is er geen gezondheid in Hem.;;126 Sterkt mij met bloemen, * omgeeft mij met vruchten, want ik kwijn van liefde.;;147 [Hymnus Vespera] v. Dat d'avond met zijn floers de hemelen bedekke; De zon haar loop verhaast' d'onthutste dag te sluiten, Nu ik het woordtoneel herdenk en 't bloedig einde Van 't drama van een God. _ Gij stondt, en schouwdet 't aan, hoe 't, Moeder, werd voltrokken, Baden in leed, maar 't hart − een diamant van sterkt − Terwijl uw lieve Zoon aan 't pijnlijk Kruis geklonken, Diep zucht' en kreunend leed. _ Die Zoon, daar hangend voor uw ogen, opgereten Door slagen wreed − die Zoon, doorploegd van verse wonden; Met hoeveel scherpe nagelspitsen heeft Hij lijdend U mee aan 't Kruis gehecht! _ Helaas! Bespuwing, kaakslag, geseling en wonden, Gal, naag'len, aloë, in bond met spons en spere, Dorst, doornen, bloed: wat hebben zij het bont gewemel Uw minnend hart bestormd! _ En bij dit alles sterker dan de martelhelden, Staat Gij daar, sterke Maagd! − en door een enig wonder Hoe ook doorboord, en hoe, bij zoveel smarten stervend, Sterft, Moeder, Gij toch niet! _ Lof zij U, roem en hulde, o heil'ge Triniteit, Terwijl ik dringend smeek met vurige gebeden: Laat mij die maagdenmoed, − als is 't van verre, volgen, Als kruis mij drukt en leed. Amen. [Versum 1] V. Koningin der martelaren, bid voor ons. R. Gij, die gestaan hebt naast het Kruis van Jezus. [Ant 1] Wilt * mij er niet op aanzien, dat ik bruin ben, daar de zon mij heeft verkleurd. De zonen mijner moeder hebben mij bestreden. [Oratio] God, volgens de voorspelling van Simeon heeft in uw lijden een zwaard van smarten het goede hart van de roemrijke Moedermaagd Maria doorboord. Laat in uw goedheid ons, die haar smarten met eerbied gedenken, de gelukkige uitwerking van uw lijden mogen verwerven. $Qui vivis [Capitulum Laudes] !Lam 2:13 v. Met wie zal ik u vergelijken of met wie u gelijkstellen, dochter Jeruzalem? Aan wie zal ik u gelijkmaken om u te troosten, maagd, dochter Sion? Groot als de zee is uw droefheid. $Deo gratias [Ant 3] Droefheid heeft mij bevangen, * mijn gelaat is gezwollen van het wenen en mijn oogleden zijn verduisterd.