70:1 Tot U neem ik mijn toevlucht, o Heer; laat mij toch nooit beschaamd komen staan. * Bevrijd en verlos mij door uw genade, 70:2 Hoor mij aan, * en kom mij te hulp. 70:3 Wees mij een veilige, altijd toegankelijke rots; * gewaardig U, mij te helpen, 70:3 Want Gij zijt mijn toevlucht * en mijn schuts. 70:4 Mijn God, red mij uit de hand van den boze, * uit de vuist van tyran en verdrukker. 70:5 Want Gij, o Heer, zijt mijn hoop, * van kindsbeen af mijn vertrouwen, o Heer; 70:6 Ik steunde op U van de moederschoot af, * reeds vóór mijn geboorte waart Gij mijn beschermer. 70:7 In U heb ik altijd gejubeld, * zodat ik velen een voorbeeld kon zijn. Gij zijt mijn machtige toevlucht geweest, 70:8 Mijn mond bleef vervuld van uw lof; zo heb ik uw glorie bezongen, * uw heerlijkheid iedere dag! 70:9 Verstoot mij niet, nu ik oud ben; * verlaat mij niet, nu de kracht mij ontzinkt. 70:10 Want mijn vijanden houden al beraad over mij, * en die mijn leven belagen, smeden samen hun plannen. 70:11 Ze zeggen: "God heeft hem verlaten; vervolgt en grijpt hem; * want er is niemand, die hem kan redden!" 70:12 O God, blijf niet ver van mij af; * mijn God, kom mij spoedig te hulp!. 70:13 Laat schaamte en schande hen treffen, die mijn leven belagen; * hoon en smaad hen bedekken, die mijn ongeluk zoeken. 70:14 Maar ik wil standvastig vertrouwen, * en al uw glorie blijven verkonden: 70:15 Mijn mond zal uw gerechtigheid melden, * en altijd uw heil, 70:16 Want ik ken er geen maat van; Ik zal de machtige daden des Heren verhalen, * Heer, uw gerechtigheid roemen, de uwe alleen! 70:17 Gij hebt mij van jongsaf geleid, o mijn God, * en tot nu toe heb ik uw wonderen verkondigd; 70:18 Wil mij ook thans, nu ik oud ben en grijs, * toch nimmer verlaten, o God; 70:18 Dan zal ik dit geslacht uw arm doen kennen, * heel het komend geslacht uw kracht. 70:19 Uw rechtvaardigheid reikt tot de hemel, o God; want Gij hebt grote dingen gedaan: * wie is U gelijk, o mijn God! 70:20 Wel liet Gij mij veel smarten en rampen verduren, maar Gij zult mij nu doen herleven, * mij optrekken uit de diepten der aarde, 70:21 Nog meer mij verhogen, * en troosten. 70:22 Dan zal ik op harpen U danken voor uw trouw, * o mijn God; U, Israëls Heilige, op de citer bezingen. 70:23 Mijn lippen zullen bij mijn lofzangen jubelen, * met mijn ziel, die Gij hebt verlost; 70:24 Ook mijn tong zal iedere dag uw rechtvaardigheid melden, * als schaamte en schande hen treffen, die mijn ongeluk zochten!