69:2 Gewaardig U mij te verlossen, o God; * Heer, snel mij te hulp. 69:3 Laat schande en beschaming hen treffen, * die mij naar het leven staan. 69:4 Dat zij vol schaamte wijken, * die zich over mijn rampen verheugen. 69:4 Dat zij verdwijnen, met schaamte bedekt, * die mij zeggen: Ha, Ha! 69:5 Over U mogen jubelen en zich verblijden allen, die U zoeken; * en steeds herhalen: Verheerlijkt zij God, die uitzien naar uw hulp. 69:6 Ik echter ben ellendig en arm; * God, sta mij bij! 69:6 Gij zijt mijn Helper en Redder; * Heer, wil niet toeven.