125:1 Toen de Heer de gevangenen van Sion deed wederkeren, * waren wij geheel vertroost. 125:2a Toen werd onze mond gevuld met lachen, * en onze tong met gejubel. 125:2b Toen zei men onder de volkeren: * de Heer heeft grote dingen aan hen gedaan. 125:3 Ja, grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan, * wij zijn vervuld van vreugde. 125:4 Heer, doe onze gevangenschap weer ten beste keren, * als een uitgedroogde beek die zwelt in het Zuiderland. 125:5 Wie met tranen zaaien, * zullen met gejubel maaien. 125:6a Zij gaan daarheen en wenen, * terwijl zij hun zaad uitstrooien; 125:6b Maar jubelend zullen zij wederkeren, * met hun garven beladen.