121:1 Ik was verheugd, dat tot mij gezegd werd: * Wij zullen opgaan naar het huis des Heren. 121:2 Reeds staan onze voeten * in uw voorhoven, Jeruzalem. 121:3 Jeruzalem, dat gebouwd is als een stad, * in haar delen tot eenheid verbonden. 121:4 Daarheen nu gaan de stammen op, de stammen des Heren, * om volgens het voorschrift aan Israƫl de Naam des Heren te prijzen. 121:5 Want daar staan de zetels voor het gericht, * de zetels voor het huis van David. 121:6 Vraagt, wat Jeruzalem tot vrede strekt; * en overvloed zij aan hen, die u liefhebben. 121:7 Vrede zij in uw veste, * en overvloed in uw torens. 121:8 Omwille van mij broeders en van mijn vrienden * spreek ik u de vredeswens toe. 121:9 Omwille van het huis des Heren, onze God, * vraag ik wat u tot vrede strekt.